Door: Jasper Achterbergh (april 2021)
Een aantal jaren geleden maakte ik op een 2-daagse bijeenkomst voor professionals werkzaam binnen verenigingen kennis met een vrouw van middelbare leeftijd. Het idee was om met elkaar te delen. Het goede, maar ook de worstelingen van alle dag. Ik weet niet meer waar de mevrouw die het woord nam werkte en of had gewerkt. Ik weet alleen nog dat ze vanuit een zakelijke omgeving binnen een vereniging aan het werk ging en dat het geen positieve ervaring was.
Terwijl ze haar verhaal vertelde gingen er allerlei alarmbellen af in mijn hoofd. Ze was binnengekomen met een heldere opdracht en had een plan van aanpak geschreven. Daar had ze een jaar over gedaan en uiteindelijk was het afgeschoten door de algemene vergadering. Ze bleef maar herhalen hoe goed het plan was, maar toen mensen aan haar vroegen wat ze gedaan had om het plan geaccepteerd te krijgen, anders dan hem bespreken met haar opdrachtgever, bleef het angstvallig stil. Nu wil ik niet bijdragen aan het beeld van een vereniging als een theekransje. Gerenommeerde bedrijven als ANWB en BOVAG zijn georganiseerd als een vereniging. Mijn punt is echter wel dat een vereniging door de specifieke vorm die is gekozen ook vraagt om een aanpak die hierbij aansluit. Bij een bedrijf kunnen de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) of de raad van toezicht (RvT) vrij autonoom opereren. Binnen een vereniging zijn er vaak veel verschillende stakeholders betrokken die minimaal mee moeten worden genomen om tot een resultaat te komen.
Wat mij betreft gaat het zelfs nog verder. Een vereniging als rechtsvorm is bij uitstek een organisatievorm die aansluit bij de trend van cocreatie (samen komen tot resultaat). Twee weten meer dan een en duizend weten meer dan honderd. Een mooi voorbeeld, een ook waar ik regelmatig aan terug heb gedacht, is die van Martijn Aslander. Toen hij kwam spreken bij de vereniging waar ik toen een onderdeel van was, vroeg hij zich hardop af waarom de Greenpeace en andere goede doelen van deze wereld miljoenen investeerden in een nieuw pand als je met de hoeveelheid leegstand van toen ook gratis of tegen een laag bedrag een bedrijfspand kunt huren. Het vraagt om af en toe verhuizen, maar dat doe je dan met je tienduizenden donateurs. Voor verenigingen gold volgens hem hetzelfde als voor goede doelen. Je hebt een groep mensen die meer dan gemiddeld betrokken is, waarom zet je die niet in?
Iedere vereniging zal voor zichzelf moeten bepalen hoe ze het sociaal kapitaal van hun leden in willen zetten. Zolang het maar als een reëele optie wordt gezien om ze hiervoor überhaupt te vragen. De kracht van een vereniging zit niet (alleen) in het steeds verder professionaliseren, maar juist in het activeren wat ze uniek maakt: hun achterban.
Het unieke karakter van de vereniging vraagt dus niet alleen om een specifieke aanpak, maar biedt ook specifieke kansen. Als professional wil ik daar graag werken en aan bijdragen.